Artikelen:

Onderwijs

Vwo-scholieren, studenten en alumni: drie groepen die ik regelmatig interview voor bladen van de Universiteit Utrecht. Link is een digitaal blad van de Universiteit Utrecht voor scholieren van 4, 5 en 6 vwo. Hiervoor schrijf ik korte artikelen die leerlingen informeren en enthousiasmeren voor een studie aan de UU. Ook schrijf ik voor alumniblad Illuster en Sol, een informatief blad voor decanen en studiekeuzebegeleiders.

Enkele voorbeelden van artikelen:

De kracht van de bèta en gamma combinatie
Jan de Lange van het Freudenthal Instituut: 'Wiskunde is mooi en spannend'
Turbulente tornado’s

De kracht van de de bèta en gamma combinatie

Natuurwetenschap en innovatiemanagement is een opleiding voor bètamensen die iets verder willen kijken dan natuurwetenschappelijke formules. De toepassing van nieuwe technologische uitvindingen in de maatschappij interesseert hen minstens zo veel.

© Leonie van den Schoor

Marc van Dijk (19) had op het vwo een exact vakkenpakket. Ter oriëntatie op een vervolgstudie nam hij een kijkje bij wiskunde en natuurkunde, maar de hele sfeer stond hem niet aan. ‘Ik kreeg het idee dat die mensen blijven hangen in abstracte theorietjes, ver van de werkelijkheid vandaan. Dat zag ik niet zitten. Ik was meer op zoek naar een mix van bètavakken en sociale wetenschappen, zoals economie en management.’ Die mix heeft hij inmiddels gevonden bij Natuurwetenschap en innovatiemanagement. Hij is net begonnen met zijn tweede studiejaar. ‘Ik heb het hier heel erg naar mijn zin.’
Natuurwetenschap en innovatiemanagement (NWI) biedt studenten een stevige natuurwetenschappelijke basis aan, en spitst die kennis steeds verder toe op innovatiemanagement. Hierdoor leren studenten niet alleen hoe nieuwe technologieën werken, maar ook hoe je ze kunt invoeren in de maatschappij, wie je moet stimuleren om de uitvinding tot een succes te maken, en welke gevolgen dit heeft voor de samenleving. ‘Onze kracht ligt in de combinatie van bèta en gamma vakken’, zegt studiepadcoördinator Marko Hekkert. ‘We leiden mensen op tot innovatiemanager, maar wel met voldoende kennis van alle bètavakken.’

Brandstofcel
NWI kent drie domeinen of studiepaden waaruit de studenten kunnen kiezen: energie en materialen, mobiliteit en infrastructuur, en biotechnologie. Het eerste studiejaar bevat nog veel theorie om de nodige basiskennis op te doen, maar gaandeweg wordt de opleiding steeds concreter en op de praktijk gericht. Neem nu als concreet voorbeeld de automotor die loopt op een brandstofcel. Dat is een uitvinding waarbij het milieu enorm gebaat kan zijn. Niet alleen is zo’n motor veel schoner, hij is ook nog eens stiller. Marko Hekkert: ‘De introductie van zo’n motor kan een enorme impact hebben op hoe we met auto’s omgaan. Onze studenten bekijken op welke problemen je kunt stuiten als je de nieuwe motor op de markt brengt. Is er nieuwe regelgeving nodig? Hoe krijg je autofabrikanten en oliemaatschappijen die de benzinestations beheren, zover dat ze eraan meewerken? Gaan mensen hem echt gebruiken? Het is een recente ontwikkeling die een hoge vlucht zal nemen. In Amsterdam gaat binnenkort een bus op een brandstofcel rondrijden.’

Focus
Er zijn maar weinig andere opleidingen in Nederland die bèta- en gammavakken combineren. Naast Utrecht hebben de technische universiteiten van Eindhoven en Delft een dergelijke opleiding. ‘Maar’, zegt Marko Hekkert, ‘het unieke aan Utrecht is dat we een duidelijke focus hebben op innovatiewetenschap en –management. Bij ons leren studenten hoe je innovatie kunt beïnvloeden en stimuleren.’
NWI is een jonge opleiding, ze bestaat nog maar zes jaar. De eerste lichting afgestudeerden heeft inmiddels zijn weg naar de arbeidsmarkt gevonden. Marko Hekkert: ‘Ze komen overal terecht – bij bedrijfsleven, overheid of in de advisering – en met groot gemak. Niemand blijft lang werkloos.’ Tweedejaarsstudent Marc van Dijk weet nog niet wat hij straks met zijn studie wil doen. ‘Het is een vrij brede studie, ik kan nog alle kanten op. Dat past goed bij mijn karakter: ik wil me niet meteen ergens op vastpinnen, maar lekker alles openhouden.’

Gepubliceerd in: Sol (blad voor studiekeuzebegeleiders)


Wiskunde is mooi en spannend

Wat heeft wiskunde met de praktijk te maken? Alles, vindt Jan de Lange, hoogleraar-directeur van het Freudenthal Instituut, het Utrechts expertisecentrum voor reken- en wiskundeonderwijs. ‘Wiskunde is een prachtig, levend vak. Je kunt het overal gebruiken en komt het op de meest onverwachte plekken en momenten tegen, van Albert Heyn tot de klapschaats.’

© Leonie van den Schoor


‘Pap, waarom komen de treinrails aan de horizon bij elkaar?’ Jan de Lange, hoogleraar-directeur van het Freudenthal Instituut vindt het een juweel van een vraag. Probeer daar maar eens goed antwoord op te geven, zonder de interesse van een zesjarig kind te verliezen. ‘Als je jonge kinderen observeert, dan zie je dat ze fantastische wiskundige vragen stellen. Maar zodra ze een beetje ouder zijn en naar school gaan, is dat opeens verdwenen.’
Het Freudenthal Instituut is een expertisecentrum dat innovatief onderzoek doet naar alle aspecten van het reken- en wiskundeonderwijs op alle niveaus: van basisonderwijs en voortgezet onderwijs tot beroepsonderwijs. Jan de Lange wil die niveaus verder naar beneden oprekken, tot aan de voorschoolse educatie. In de vele jaren dat hij al werkzaam is op het Freudenthal Instituut is hij er steeds meer van overtuigd geraakt dat de kracht vooral zit in het onderzoek naar het primaire onderwijs. Daarom start er in oktober een project dat de wiskundige begripsontwikkeling van kleuters gaat bestuderen. ‘Ik wil op zoek naar uitingen van talenten van jonge kinderen. Hoe? Door met kinderen op de crèche in discussie te gaan. Kinderen hebben vaak leuke manieren van redeneren. Die wil ik in kaart brengen, ik wil proberen er grip op te krijgen.’

Rekenweb
Het Freudenthal Instituut is in 1971 opgericht door de Duits/Nederlandse wiskundige, pedagoog en schrijver Hans Freudenthal, een markante man die het wiskundeonderwijs wilde hervormen. Het reken- en wiskundeonderwijs moest aansluiten bij de belevingswereld van de leerling. Abstracte wiskunde waarvan leerlingen het nut niet inzagen was wat hem betreft taboe. Het Freudenthal Instituut werkt nog steeds volgens die ideologie. In de loop der jaren heeft het instituut programma’s voor reken- en wiskundeonderwijs ontwikkeld die niet alleen in Nederland gretig aftrek vinden, maar ook in het buitenland op belangstelling kunnen rekenen en worden ontwikkeld. ‘We zijn het grootste instituut ter wereld op dit gebied’, zegt Jan de Lange, niet zonder trots.
Een voorbeeld van het succes van het instituut is het rekenweb, een website die vol staat met rekenspelletjes voor kinderen vanaf zes jaar. Kaas afsnijden, een doolhof doorgronden, patronen rijgen in een kralenketting en eerlijk snoep delen zijn spelletjes die kinderen thuis op de computer doen. ‘Na het eten gaan kinderen massaal rekensommetjes doen. Niet omdat het moet, maar omdat ze het leuk vinden. We hebben in de eerste helft van dit jaar al veertien miljoen hits. Dat zegt mij dat er nog veel meer mogelijkheden zijn in het reken- en wiskundeonderwijs.’
Jan de Lange vindt dat er in Nederland – in tegenstelling tot de Verenigde Staten – nauwelijks aandacht is voor onderwijsinnovatie. ‘In Nederland zijn we marginaal bezig met het reken- en wiskundeonderwijs. Het ministerie van onderwijs wil een beetje van dit en een beetje van dat, het durft nergens verantwoordelijkheid voor te nemen. Er is flink in het wiskundeonderwijs gesnoeid omdat het profiel te zwaar zou zijn. Minister Van der Hoeven roept dat het wiskundevak opgeleukt moet worden. De politiek in Den Haag denkt dat je wiskunde aantrekkelijker maakt door het makkelijker te maken. Maar daarmee onderschat je kinderen, je moet ze juist uitdagen. Pas dan doe je recht aan kinderen.’

Liefde voor het vak
Alles wat het Freudenthal Instituut doet, legt een koppeling tussen wetenschap en praktijk, vindt Jan de Lange. Maar als hij toch één voorbeeld moet noemen van een project waarin de aansluiting tussen wetenschap en praktijk goed zichtbaar is, dan zijn het de jaarlijkse nationale wiskunde dagen. ‘Op die dagen ontmoeten prominente wiskundigen docenten van het voortgezet onderwijs. Wetenschap ontmoet het volk, zeg maar. Het doel daarvan is om de liefde voor het vak wiskunde over te brengen. We laten zien hoe wiskunde wordt toegepast in allerlei disciplines. We hebben ooit wereldkampioen schaatsen Harm Kuipers hier gehad die sprak over de grenzen van wereldrecords, terwijl de uitvinder van de klapschaats de werking ervan uitlegde, nog voordat die in gebruik kwam. Zo laten we zien dat wiskunde een dynamisch, levend vak is dat je overal tegen kunt komen, op de meest onverwachte plekken en momenten.’
De Lange wil het wiskundevak een beter imago geven. Voortdurend worstelt hij met de vraag hoe het komt dat leerlingen die zich voor wiskunde interesseren meteen ‘verdacht’zijn, als ‘nerds’ bestempeld worden. ‘Wiskunde is veel mooier, breder en spannender dan veel mensen denken. Ook is het een manier van logisch redeneren en kritisch denken. Het levert een bijdrage aan een onafhankelijke instelling van leerlingen, zodat ze niet alles voor zoete koek aannemen.’

Autonoom
Het Freudenthal Instituut is dan wel verbonden aan de Universiteit Utrecht (het maakt onderdeel uit van de faculteit Wiskunde en Informatica en van het Centrum voor Didactiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen), toch beweegt het zich vrij autonoom. Alleen al de locatie - naast station Utrecht Overvecht - laat de onafhankelijke positie van het instituut zien. ‘We zijn een stelletje vrijbuiters en creatievelingen. Dat moet wel als je aan innovatie werkt.’ Toch voelt hij zich enigszins miskend door de universiteit. ‘Ze hebben geen idee wat het Freudenthal Instituut inhoudelijk eigenlijk is. Maar als het hen uitkomt zijn ze heel trots op onze internationale reputatie. We hebben altijd onze eigen weg gevonden, tegen alle stromen in. Dat doen we door de inhoud centraal te stellen en niet het beleid of de structuren. De universiteit zou daar best een voorbeeld aan kunnen nemen.’

Gepubliceerd in: Illuster (alumniblad Universiteit Utrecht)


Turbulente tornado’s

Mooi weer met een stralend zonnetje vindt hij maar saai. Pas als er stevige buien op komst zijn, is Pieter Groenemeijer (23) in zijn element. De student meteorologie ging vorig jaar in de VS op tornadojacht. Nu loopt hij stage bij het KNMI en beheert in zijn vrije tijd een website die dagelijks het weer voorspelt voor heel Europa.

© Leonie van den Schoor

‘Op de middelbare school wist ik al dat ik iets met het weer wilde doen’, vertelt Pieter Groenemeijer, net terug van een werkdag bij het KNMI. ‘Meteorologie is zo’n leuk vak, er valt nog zoveel te ontdekken.’ De vijfdejaars student natuur- en sterrenkunde (specialisatie meteorologie en fysische oceanografie) legt enthousiast twee grafische plaatjes op tafel: computeruitdraaien van twee bijzondere onweersbuien in Nederland. De een dateert van 30 juli 2002 en laat in blauw en rood de structuur van de onweersbui zien. De andere plaat, van 6 juni 1998, geeft een onweersbui weer met een fraaie krul vlak boven West-Brabant. ‘Uit buien met zo’n draaiende krul kunnen tornado’s ontstaan. In Nederland komen ze zelden voor. Dit is een mesocycloon waaruit hagelkorrels met een doorsnee van acht centimeter zijn gevallen.’

Adembenemend
Pieter heeft iets met tornado’s. Of liever gezegd: met de onweersbuien waaruit tornado’s kunnen ontstaan. ‘Tornado’s zijn heel heftig en onvoorspelbaar. Juist daarom is het een uitdaging ze toch te kunnen voorspellen. Een tornado is een slurf die uit een zware onweersbui naar beneden komt zakken. Het is een soort draaikolk die ontstaat vanuit een bui die al een grotere rotatie in zich heeft. Als die draaiing zich concentreert, ontstaat er een tornado. De doorsnee varieert van tien meter tot een kilometer en er kunnen windsnelheden ontstaan van een paar honderd kilometer per uur. Tornado’s zijn adembenemend om te zien.’
Wie tornado’s wil zien, moet naar Amerika. Daar bestaat zelfs zoiets als een ‘tornado alley’ die loopt van de zuidelijke staat Texas via Oklahoma tot aan Noord-Dakota. Met zes medestudenten verbleef Pieter een half jaar in Oklahoma, het centrum van dit tornadogebied bij uitstek. Op de School of Meteorology aan de University of Oklahoma kregen ze in select internationaal gezelschap colleges van bekende wetenschappers. ‘We kochten een busje en plakten er letters op: Tornado Team Utrecht. Daarmee reden we onweersbuien achterna in de hoop een tornado te zien. Op een keer zaten we midden onder zo’n supercel waaruit tornado’s kunnen ontstaan: we keken aan tegen de donkere onderkant van zo’n stapelwolk, verderop viel hagel en regen naar beneden, we zagen bliksemschichten aan alle kanten. Dat was het meest indrukwekkende dat we in zes maanden tijd hebben gezien.’

Stormchasers
Een echte tornado heeft Pieter nooit gezien, al kwam hij er een keertje wel heel dichtbij. ‘Het heeft ook wel iets lugubers om op zo’n tornado af te gaan. Maar in Amerika kijkt niemand ervan op, daar kom je wel vaker stormchasers tegen. Hobbyisten, maar ook wetenschappers. Onze prof, een tornado-expert die vaak op Discovery Channel te zien is, kreeg ooit een telefoonpaal op de achterruit van zijn auto.’
Tornado’s lijken een ver-van-mijn-bed-show, maar dat zijn ze niet. Ook Nederland kent zijn tornado’s, alhoewel ze meestal minder krachtig zijn en minder vaak voorkomen. In 2000 trof een windhoos het centrum van Deventer, een camping op Ameland werd twee keer vernield door een tornado (in 1972 en 1992) en een nieuwbouwwijk in Chaam werd in 1967 door een tornado compleet vernield. En wat te denken van de Domkerk, die op 1 augustus 1674 door een tornado schijnt te zijn getroffen. ‘Daarom staat de Domtoren nu los van de kerk.’

Blauwe vlekken
Bij het KNMI doet Pieter onderzoek met gegevens uit het archief van de Doppler-radar, een radar die bovenop het KNMI-gebouw in De Bilt buien detecteert. ‘De radar zorgt voor de bekende blauwe vlekken op de weerkaart van het journaal.’ Pieter brengt de gegevens in kaart via allerlei computerbewerkingen en probeert ze vervolgens te analyseren. ‘Ik ben drie cases aan het bekijken. Een felle onweersbui op 28 januari van dit jaar - heel uitzonderlijk voor de tijd van het jaar-, een bui van 30 juli 2002 met een heel sterke koude uitstroom aan de grond en een windhoos op 1 oktober 2001 die in het Zeeuwse plaatsje Graauw een auto over de sloot heeft getild.’
Alsof het nog niet genoeg is, onderhoudt Pieter in zijn vrije tijd, samen met een Wageningse en twee Duitse studenten, een website die buien in heel Europa voorspelt: www.estofex.org (the European Storm Forecast Experiment). ‘Als er ergens een onweersbui is, kijk ik de hele dag op internet om te zien of het wel gaat zoals we verwacht hadden.’

Gepubliceerd in: Link (scholierenmagazine Universiteit Utrecht)