Artikelen:

Emancipatie

Emancipatie, gender en etniciteit zijn de terreinen waarop E-Quality deskundigheid in huis heeft. In de nieuwsbrief E-Matters schrijf ik artikelen over actuele beleidsonderwerpen en maak ik interviews met experts.

Enkele voorbeelden van artikelen:

Ella Vogelaar: ‘Eindelijk wordt het old boys network positief gebruikt’
Souad Filali: ‘Geef moslimvrouwen erkenning en een eigen podium’
Kees Flinterman: ‘Het CEDAW geeft vrouwen houvast’

Ella Vogelaar: ‘Eindelijk wordt het old boys network positief gebruikt’

Sinds 1 januari 2003 is Ella Vogelaar, oud-vakbondsbestuurder en feministe, voorzitter van de Raad van Commissarissen van Unilever Nederland. Kan ze in zo’n typisch mannenbolwerk haar feministische idealen nog wel kwijt? ‘Eindelijk gebruiken we het old boys network in ons eigen voordeel.’

© Leonie van den Schoor

Dat uitgerekend een oud-vakbondsbestuurder en feministe president-commissaris bij Unilever wordt, vindt ze zelf helemaal niet zo raar. ‘Voor de buitenwereld lijkt het misschien een grote overstap, maar als je er in zit zie je dat het verschil tussen vakbond en bedrijfsleven niet zo groot is.’ Lange tijd heeft ze zich gedefinieerd als feministe, nu niet meer. ‘Die term is meer verbonden met de jaren zeventig.’ Desondanks gaat de positie van de vrouw haar nog steeds zeer aan het hart. ‘Ik vind het belangrijk dat vrouwen op hoge posities komen.’ Dat was ook een van de redenen om het voorzitterschap van de Raad van Commissarissen te aanvaarden, toen ze vorig jaar werd gevraagd. Want vrouwelijke voorzitters van raden van commissarissen moet je met een lampje zoeken. ‘Ik was al twee jaar commissaris bij Unilever. Toch was het opmerkelijk dat ik werd gevraagd: ik was de enige vrouw, zat er het kortste en was de jongste.’ Daarmee is ze de eerste vrouwelijke president-commissaris van een dergelijk groot bedrijf in Nederland. ‘Ik merk dat vrouwelijke managers, die in de raad een toelichting komen geven, het leuk vinden dat ik er zit. Dat stimuleert hen. Bij Unilever zijn ze trouwens al langer bezig met de doorstroom van vrouwen naar de top. Dat lukt ook aardig als je kijkt naar het middenmanagement en de subtop. Het wervings- en selectiebeleid zorgt ervoor dat de helft van de instroom bestaat uit jonge vrouwen van de universiteit. Daarmee legt Unilever echt een fundament voor meer vrouwen in de top. In de komende jaren moet blijken of dat lukt.’

Flexibiliteit
Als president-commissaris kan ze een stempel op het beleid van Unilever drukken. Maar hoe ver reikt haar invloed? Kan ze haar feministische idealen wel kwijt in dit typische mannenbolwerk? ‘Ik blaas niet meteen hoog van de toren als ik ergens binnenkom. Dat is mijn stijl van werken niet. Ik begin rustig, wil eerst iedereen laten wennen aan de nieuwe werkverhoudingen. Daarom heb ik een onderwerp als vrouwen in de top niet meteen op de agenda gezet. Bovendien zit ik er niet voor een single issue, ik ben verantwoordelijk voor het totale beleid. Het hele bedrijf moet het goed doen.’
Deeltijdwerk in hoge posities is best mogelijk, vindt Ella Vogelaar. Zelf had ze een driedaagse werkweek toen ze projectleider van de Taskforce Inburgering was. ‘Een managementfunctie kan goed in vier dagen, maar dan moet je wel flexibel zijn. Als je veel moet reizen naar het buitenland, kun je niet zeggen: op vrijdag kan ik niet. Dat soort flexibiliteit is vaak niet te combineren met kinderen, het beperkt je dus in je keuze. Maar er zijn verschillende types leidinggevende functies, die wel te combineren zijn met kinderen. Aan de andere kant moet je ook geen onmogelijke eisen aan jezelf stellen. Een zware leidinggevende baan en de zorg voor kinderen betekent voortdurend op de toppen van je tenen lopen. Dan moet je kiezen: wil ik die prijs ervoor betalen of maak ik even pas op de plaats in mijn carrière? Het bedrijfsleven moet zo’n keuze waarderen, door die mensen niet meteen uit te rangeren. Bij de selectie van kandidaten voor een managementfunctie bijvoorbeeld, moet je niet meteen iemand afserveren als die vanwege kinderen een knik in haar carrière heeft. Zo’n omslag moet je als bedrijf maken.’

Ambassadeursnetwerk
Vorig jaar werd een netwerk van topfunctionarissen uit het bedrijfsleven in het leven geroepen, dat zich sterk maakt voor het doorbreken van het glazen plafond. Ella Vogelaar vindt dit ambassadeursnetwerk een gouden vondst. ‘Die mannen uit het bedrijfsleven vinden het interessant om erbij te horen, want daar zitten alle grote toppers. Maar als ze zich aansluiten bij het netwerk, committeren ze zich er ook aan dat ze in hun eigen bedrijf werk maken van meer vrouwen op hoge posities. Zo zet het old boys network zich eindelijk voor iets positiefs in. Eigenlijk is het ironisch: tientallen jaren liep de vrouwenbeweging te hoop tegen het old boys network, nu gebruiken ze het voor iets dat ze al jaren willen bereiken.’

Gepubliceerd in: E-Matters (nieuwsbrief van expertisebureau E-Quality)

 

 

‘Geef moslimvrouwen erkenning en een eigen podium’

Als je moslimvrouwen wilt emanciperen, kun je niet om de islam heen en zul je hen vanuit hun eigen referentiekader moeten benaderen. Dat is de stellige overtuiging van Souad Filali, teammanager van het MCI, een multiculturele welzijnsinstelling in Den Haag. “Geef ze erkenning dat ze er zijn, dat is primair. En ten tweede: geef ze een eigen podium.”

© Leonie van den Schoor

Al jaren maakt Souad Filali zich sterk voor de participatie en emancipatie van moslimvrouwen. Over de manier waarop dat moet gebeuren heeft ze in de loop der tijd zo haar eigen ideeën ontwikkeld. “Ik ben in eerste instantie een vrouw die erg betrokken is bij de samenleving, maar ik ben ook een gelovige moslimvrouw. Altijd al ben ik op zoek geweest naar de link van mijn maatschappelijke participatie en mijn moslim-zijn. Als ik gelovige moslims hoor zeggen: de plaats van moslima’s is thuis waar ze moeten zorgen voor het gezin en huishouden, dan protesteer ik. Maar dan moet ik bij de meeste moslims niet refereren aan het westerse, witte feminisme, want dan sla ik de plank mis. Jij bent verwesterd, zeggen ze dan. Daarom gebruik ik de koran, die geeft me voldoende legitimatie om te strijden voor een volwaardige participatie van de moslimvrouw in de maatschappij. Kijk maar naar de profeet Mohammed, die was in zijn tijd een van de meest geëmancipeerde mannen. Een van zijn dochters was handelaar en heeft zelfs meegestreden op het slagveld. Jonge moslima’s kunnen deze argumenten ook beter doorverkopen aan hun ouders, bijvoorbeeld als ze willen gaan studeren. Dan kunnen ze niet aankomen met een verhaal over westerse waarden en normen.”

Eigenwijs
Zelf is Souad Filali opgegroeid in de jaren tachtig. Als ze zich sterk maakte voor vrouwenemancipatie kreeg ze te horen: ‘Feminisme? Dat is niet jouw strijd.’ Souad: “Ik kón niet accepteren dat ik alleen kon participeren in de maatschappij als ik mijn cultuur achter me zou laten en de islam zou verloochenen. Ik was eigenwijs en dacht: het kan allebei. Toen ik jaren geleden een lezing bijwoonde van de Amerikaanse professor Riffat Hassan over vrouwenemancipatie via de koran, herkende ik het verhaal meteen. Vers na vers had ze de koran op emancipatie onderzocht. Hiernaar was ik al die tijd op zoek: een theoretisch kader dat mijn gedachtegoed verdedigde. Voor mij was de cirkel toen rond.”
Filali vindt het jammer dat het westerse feminisme geen erkenning geeft aan het behoud van de eigen cultuur van moslima’s. Westerse en moslimfeministen zouden juist solidair met elkaar moeten zijn en elkaar moeten respecteren. “Westerse feministen die de hoofddoek zien als een teken van onderdrukking hebben het nog steeds niet begrepen. Daarmee zul je de moslima’s nooit binnenhalen, maar eerder van je vervreemden. Kijk maar naar de derde generatie moslima’s, die hier geboren is. Voor hen is de hoofddoek een symbool geworden: dit ben ik en ik eis ook een plek in de samenleving. Het zijn jonge vrouwen die voor zichzelf opkomen, die best wel willen veranderen maar daarvoor niet alles aan de kant willen zetten. Eigenlijk is hier een kleine revolutie gaande. Ze komen zelf met een statement voordat een ander dat voor hen kan invullen, ze geven een definitie aan hun eigen lot.”

Potentie
De overheid zou die jonge meiden moeten ondersteunen, vindt Filali. Wat zij - en andere moslimvrouwen – nodig hebben om te emanciperen is ten eerste een veilige plek en erkenning dat ze er zijn. Ten tweede hebben ze behoefte aan volwaardige netwerken, zodat ze makkelijker met elkaar in contact komen. Voor beide doelen zouden ruimhartige subsidies verstrekt moeten worden. Filali: “Je moet ruimte voor hen scheppen, podia creëren, en daarvoor moet de overheid geld uittrekken. Als ik kijk naar de Haagse situatie dan denk ik bijvoorbeeld aan een professionele organisatie die een vraagbaken voor geïnteresseerde vrouwen is en die het theoretisch denkkader over het moslimfeminisme verder uitwerkt. Want dat moslimfeminisme is nog steeds in ontwikkeling.”
Dat de stem van allochtone vrouwen op dit moment niet of nauwelijks wordt gehoord, vindt Filali logisch. “Er is geen podium voor ze, er is geen sterke club met expertise op dit vlak. Je hoort alleen een enkele sterke vrouw of man, eenlingen. Daarom pleit ik voor het stimuleren van organisatieopbouw en kadervorming, want er is behoorlijk wat potentie onder de moslima’s. Laat die vrouwen zelf maar zeggen wat ze willen. Geef ze iets om trots op te zijn. Want anders ben ik bang dat groepen zoals de jonge moslima’s met hoofddoek zich nog meer gaan isoleren. Dan hebben we er nog een probleem bij.”

Gepubliceerd in: E-Matters (nieuwsbrief van expertisebureau E-Quality)

 

 

Kees Flinterman: ‘Het CEDAW geeft vrouwen houvast’

Kees Flinterman is ‘onze eigen man in New York’. Sinds augustus 2002 is hij lid van het CEDAW, het comité dat toeziet op naleving van het VN-vrouwenverdrag. Naast regeringsrapportages behandelt het comité nu ook klachten van vrouwen die zich in hun land gediscrimineerd voelen. Inmiddels zijn er drie klachten in behandeling, waarvan eentje uit Nederland. ‘Het individuele klachtenrecht geeft vrouwen veel mogelijkheden.’

© Leonie van den Schoor

Kees Flinterman (59) is de eerste en enige Nederlander die lid is van het CEDAW (Committee on the Elimination of Discrimination against Women). Op een haar na was hij ook de eerste en enige man geweest, ware het niet dat twee Zweedse mannen hem voorgingen. ‘Bij mijn benoeming in augustus 2002 heb ik mijn Zweedse collega beroofd van zijn bevoorrechte positie’, grapt de hoogleraar mensenrechten in zijn werkkamer aan de Universiteit Utrecht.
Kees (Cees voor buitenlanders) Flinterman is directeur van het SIM (Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten van de Universiteit Utrecht), en directeur van de onderzoeksschool voor de rechten van de mens, een multidisciplinair landelijk instituut. In de loop der jaren kreeg de mensenrechtenspecialist steeds meer oog voor de genderaspecten van mensenrechten. ‘Vrouwen hebben grotere problemen om van de mensenrechten te kunnen genieten dan mannen. Stel je voor: tot 1957 waren getrouwde vrouwen in Nederland niet handelingsbekwaam, dat is toch bizar.’

Schaduwrapporten
Het CEDAW bestaat uit 23 onafhankelijke deskundige uit de hele wereld en komt twee keer per jaar in New York bij elkaar. Inmiddels heeft Flinterman drie zittingen van het comité meegemaakt. Per zitting leggen acht verdragslanden verantwoording af over het door hen gevoerde emancipatiebeleid. ‘Het is interessant om te zien hoe landen met totaal verschillende achtergronden en rechtsculturen, zoals Duitsland en Bhutan, wel allemaal gebonden zijn aan hetzelfde verdrag’, zegt Flinterman. Ook Nederlandse vrouwen hebben volgens Flinterman veel baat bij de CEDAW. ‘Het vrouwenverdrag wordt vertaald naar de lokale omstandigheden, dat geeft houvast en kan heel bemoedigend zijn. In Ethiopië kan het gaan om vrouwenbesnijdenis, in Nederland om gelijke beloning of meer vrouwen in publieke ambten.’
Bij de bespreking van de regeringsrapportages zijn de schaduwrapportages van NGO’s erg belangrijk. ‘Die gebruiken we als informatiebron, zodat we de juiste vragen kunnen stellen aan de regeringsdelegaties. Eigenlijk kunnen we niet zonder de schaduwrapporten, de dialoog zou dan minder diep zijn.’ Uiteindelijk stelt het comité per land conclusies en aanbevelingen op. Die dienen weer als basis voor de volgende vierjaarlijkse rapportage van dat land. Bovendien kunnen de NGO’s de conclusies gebruiken om hun eigen regering aan te spreken. ‘Dat is het mooie van dit systeem: het maakt de zaken transparant en bespreekbaar. Dat geeft de NGO’s macht.’

Goede argumentatie
Nieuw in het vrouwenverdrag is het facultatieve protocol, dat in 2000 in werking is getreden. Individuele vrouwen of groepen vrouwen die vinden dat de staat hun rechten schendt, kunnen een klacht indienen bij het CEDAW. Voorwaarde is wel dat de klagers juridisch alles geprobeerd hebben om de zaken in eigen land recht te zetten, èn dat het gaat om een conflict dat is ontstaan na de invoering van het protocol. Inmiddels heeft het comité drie individuele klachten geregistreerd: uit Hongarije, Nederland en een derde land waarover geheimhouding verplicht is. De Nederlandse klacht gaat over het niet uitbetalen van een WAZ-uitkering bij zwangerschap van een vrouw die half in loondienst en half als zelfstandige werkte. De klaagster krijgt steun van de FNV. Flinterman mag als Nederlands lid niet aan de behandeling van deze zaak deelnemen, met het oog op de objectiviteit van de behandeling. Ook mag hij er geen uitspraken over doen. Wel roemt hij de toegevoegde waarde van het individuele klachtenrecht. ‘Het is heel boeiend: we kunnen ons uitspreken over concrete situaties, terwijl we normaal alleen met globale lijnen bezig zijn. Helaas zijn onze uitspraken niet bindend, het zijn aanbevelingen. Toch maak ik me daarover geen zorgen. Als ze goed gemotiveerd zijn, kan een staat ze moeilijk naast zich neerleggen. Daarom is het van groot belang dat we met een goed doordachte argumentatie komen.’

Gepubliceerd in: E-Matters (nieuwsbrief van expertisebureau E-Quality)